Het verhaal achter.. penen en bieten

Van Gelder staat dicht bij de bron. Daar zijn we trots op. We zijn ook trots op onze telers, die elke dag zorgen voor de aanvoer van de beste groente en fruit. Zij verstaan hun vak en hebben passie voor hun werk. Pure Passie, noemen we dat. In Pure Passie spreken we iedere keer met een andere teler. We praten over hun bedrijf, hun passie en ontwikkelingen in de markt. Deze keer spreken we op een warme dag met Paul Pronk, onze vaste teler van vergeten groentesoorten in het plaatse De Goorn, bij Heerhugowaard (Noord-Holland).


Paul is eigenaar, directeur, kweker en onderhoudsmonteur in één. Samen met zijn vader en Joop, zijn zestienjarige rechterhand, runt hij dit bedrijf in een klein dorp in Noord-Holland. Paul werkt zes dagen per week, van ’s ochtends 7 tot ’s avonds 11 uur. “Het is niet dat het hier altijd bloed, zweet en tranen is. Op een warme dag, zoals vandaag bijvoorbeeld, liggen we rond 3 uur met z’n allen in het zwembad bij de buurman”, lacht Paul. “Met warm weer kunnen we in de middag toch niet oogsten: de rooimachine loopt dan vast. Dus dan doen we dat of vroeg in de ochtend, of laat op de avond”.

In de achtertuin van Paul, waar hij woont met zijn vrouw en twee kinderen, staat een gigantische loods. De loods heeft diverse opslagruimten. Penen en bieten worden in een grote koelcel bewaard, aardappels staan donker en droog. Verder is dit de bewaarplaats voor de oogstmachines en de ruimte waar alle producten worden gewassen en gesorteerd.

Ongeveer 300 hectare grond is van Paul, bijna alle grond achter vrijwel alle huizen in het dorp. Paul legt uit hoe het werkt: “Iedereen kent elkaar in deze buurt en daar profiteren we allemaal van. Zo verhuur ik een stuk van mijn grond aan een tulpenteler en staan een paar gewassen op het land van een buurman, hier even verderop”.

“Om de kwaliteit van de producten te waarborgen teel ik één op drie en bij aardappels zelfs één op vier”. Dat betekent dat voor één jaar groei van een gewas er twee of vier jaar andere gewassen groeien, zodat de Noord-Hollandse grond zijn kwaliteit bewaard. Ieder gewas haalt namelijk andere voedingsstoffen uit de grond. “In de periode dat ik hier niet het hoofdgewas kan verbouwen, zaai ik onder andere gras en graan”, vult Paul aan, “bovendien heeft een vriend van mij een kudde schapen, die hier in de zomermaanden op het gras graast”.

Bij Pronk worden voornamelijk gekleurde penen, bieten en aardappelen geteeld. Daarnaast experimenteert hij met verschillende soorten radijs en gekleurde aardappelvarianten. “Je moet iedere keer iets nieuws proberen”, vertelt Paul terwijl hij een watermeloenradijs uit de grond trekt. “Dit soort producten is, net als de zwarte peen bijvoorbeeld, nu leuke handel. Steeds meer restaurants gebruiken dit product in hun gerechten”.

Als grootste nadeel noemt Paul de invloed van supermarkten. “Zodra één van deze producten in de supermarkt ligt, wordt het te normaal. De gele peen is daar een voorbeeld van. Deze wordt al verwerkt in maaltijdsalades die in de supermarkt verkrijgbaar zijn. Dat wil ik voor zijn”.

Eén van Paul zijn grootste investeringen is een zaaimachine met GPS. Door een satellietverbinding wordt er veel nauwkeuriger gezaaid. “Hierdoor krijgen producten de ruimte die ze nodig hebben en is er minder mislukte oogst. Dat is niet alleen goed voor de productkwaliteit, maar ook beter voor het milieu, omdat er minder is dat ik niet kan verkopen”.

Eenmaal terug van een rit langs drie dorpen, om alle velden van Paul te zien, drinken we in de tuin een glas limonade. “Zij hier is de toekomst”, zegt een trotse teler terwijl zijn dochtertje uit het huis de tuin in huppelt. Ze is amper twee jaar oud, maar Paul hoopt dit familiebedrijf ooit aan haar door te geven.

Andere interessante blogs